9146 – Mijn ex-vrouw vraagt meer mahr (bruidsschat) dan afgesproken. wat is de regel hierover?

Leestijd: 2 minuten
A pile of money sitting on top of a pile of coins

Vraag: Wat zeggen de nobele ʿulamāʾ over deze kwestie? Een persoon is getrouwd, maar de situatie heeft ertoe geleid dat hij ṭalāq (echtscheiding) moet geven. De familie van de vrouw zegt dat, omdat het leven duurder is geworden, de mahr (bruidsschat) verdubbeld moet worden. Terwijl bij het nikāḥ-contract was vastgesteld dat de mahr 5.000 roepies zou zijn. In het geval van een scheiding, hoeveel mahr moet dan betaald worden?

Opmerking: Het huwelijk vond 5 jaar geleden plaats en op dat moment was 5.000 roepies veel meer dan de waarde van 2 tolas en 7 mashas zilver.

Antwoord:

بِالصَّوَابِ وَبِاللّٰهِ التَّوْفِیْق

In de zuivere Islamitische regelgeving is het minimale bedrag voor de mahr ten minste 10 dirham, wat gelijkstaat aan 2 tolas en 7½ mashas zilver of de geldwaarde daarvan. Er is geen bovengrens voor de mahr. Wat ook maar is vastgesteld en overeengekomen, dat blijft verplicht.

Bovendien wordt bij de bepaling van de mahr rekening gehouden met de tijd van het contract. Daarom is het bedrag dat toen is vastgesteld, als het minstens 10 dirham waard was, bindend. Het eisen van een verhoging van dit bedrag vanwege de stijging van de kosten van levensonderhoud is niet toegestaan.

In dit specifieke geval was de overeengekomen mahr ten tijde van het huwelijk meer dan de waarde van 2 tolas en 7½ mashas zilver. Daarom is bij een echtscheiding alleen het overeengekomen bedrag van 5.000 roepies bindend. Een verhoging hiervan eisen door de familie van de vrouw is niet toegestaan.

Bewijzen uit de klassieke boeken:

Al-Durr al-Mukhtār met Radd al-Muḥtār:

“Het minimale bedrag is 10 dirham, hetzij in munten of iets anders, zelfs als het een schuld is of goederen waarvan de waarde op het moment van het contract 10 dirham is.”

[al-Durr al-Mukhtār met Radd al-Muḥtār, Deel 4, blz. 220, 222]

Imām Ibn ʿĀbidīn al-Shāmī رحمه الله schrijft hierover:

“Zelfs als de waarde op de dag van overhandiging is gedaald naar 8 dirham, is er niets voor haar behalve wat bij het contract was vastgesteld.”

[al-Durr al-Mukhtār met Radd al-Muḥtār, Deel 4, blz. 222]

Sayyidī Aʿlā Ḥaḍrat Imām Aḥmad Ridā Khān رحمه الله zegt:

“Volgens de Islamitische regelgeving is er geen vast bedrag voor de mahr, behalve de minimale grens van 10 dirham. Er is geen bovengrens, en wat ook maar is overeengekomen, is verplicht en bindend.”

[al-Fatāwā al-Riḍwiyyah, Deel 12, blz. 165]

Muftī Amjad ʿAlī al-Aʿẓamī رحمه الله vermeldt:

“Als iets anders dan dirham als mahr is vastgesteld, dan mag de waarde ervan op het moment van het contract niet minder zijn dan 10 dirham. Als het destijds deze waarde had, maar later in waarde daalde, ontvangt de vrouw nog steeds dat bedrag en niets meer. Zij heeft geen recht om het bedrag te veranderen.”

[Baḥār-e-Sharīʿat, Deel 2, blz. 64]

اللّٰهُ أَعْلَمُ عَزَّ وَجَلَّ وَرَسُولُهُ أَعْلَمُ صَلَّى اللّٰهُ تَعَالٰى عَلَيْهِ وَآلِهِ وَسَلَّمَ

Beantwoord door Mufti Abū al-Hasan Fuḍayl Riḍā al-ʿAṭṭārī

18 Safar al-Muẓaffar 1440 AH (28 oktober 2018)

Vertaald door Maulana Abu Ghazali Azmad Ashrafi

Delen:
error: Content is protected !!